kaden
- ka·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kaden |
kaadde |
gekaad |
zwak -d | volledig |
kaden
- overgankelijk een oever van een kade voorzien
- Simpele polderjongens hebben de dijken opgeworpen, gedempt en gegraven, gekaad en gepolderd, [kortom] het harde, zware werk gedaan.[1]
de kaden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kade
- Het woord kaden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaden" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Het zijpermuseum
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Zie Wikipedia voor meer informatie.