• jour·na·lis·tiek
enkelvoud meervoud
naamwoord journalistiek -
verkleinwoord - -

de journalistiekv

  1. (media) verstrekking van informatie via de media
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen journalistiek journalistieker journalistiekst
verbogen journalistieke journalistiekere journalistiekste
partitief journalistieks journalistiekers -

journalistiek

  1. betrekking hebbend op de nieuwsgaring
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]