jegens
- Geluid: jegens (hulp, bestand)
- IPA: / ˈjeɣəns / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈjeχəns/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈjeɣəns/
- je·gens
- In de huidige betekenis voor het eerst aangetroffen in het jaar 1292 [1]
|
|
jegens
- ten aanzien van, tegenover, naar ... toe (figuurlijk, niet in de betekenis "door een ruimte"); vooral gebruikt bij personen
- Wrok jegens iemand koesteren.
- Volgens de Twentse pastoor onderscheidt de christelijke gemeenschap op Sri Lanka zich door hun sterk verzoenende houding jegens andere religies. „Ze vormen slechts een kleine minderheid, - zo’n zeven procent van de bevolking- maar zijn zeer verdraagzaam. Zo heb ik het meegemaakt dat tijdens een misviering de buren van het boeddhistische gebedshuis opzettelijk lawaai begonnen te maken om het geluid van biddende christenen te overstemmen. Ik heb bewondering voor hun lankmoedigheid.” [4]
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | jegens | |
persoonlijk | erjegens | |
aanwijz. | nabij | hierjegens |
veraf | daarjegens | |
vragend/betrekk. | waarjegens |
jegens
- (verouderd) prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord tegenover
- Het woord jegens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jegens" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "jegens" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ jegens op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “GEGEN in Etymologisches Wörterbuch des Deutschen” op dwds.de
- ↑ Tubantia Herman Haverkate 21-04-19 Twentse pastoor Marc Oortman leeft mee met zijn vrienden op Sri Lanka
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be