• daar·je·gens
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     jegens  
 persoonlijk     erjegens  
aanwijz.   nabij     hierjegens  
  veraf     daarjegens  
  vragend/betrekk.     waarjegens  

(scheidbaar)
daarjegens

  1. (verouderd) vervangt *jegens dat, jegens die: ten aanzien van die zaak
    • ..] en indien de verweerder niet en compareert, of daarjegens en spreekt, maar hem laat contumaceeren en bannen, zal hij ten naasten berijde nog mogen gehoord zijn en daarjegens spreken [.. [1] 
  1. Keuren en Statuten, geordonneerd en gemaakt bij den heere [d.i. den hoogbaljuw] en de wet 's Lands van den Vrijen in 't jaar 1542, om pays en rust onderhouden te wezen en om den gemeenen oorboor en profijt van den voorzeiden lande en den appendantsche van dien