bejegenen
- be·je·ge·nen
- In de betekenis van ‘behandelen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afgeleid van jegens met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bejegenen |
bejegende |
bejegend |
zwak -d | volledig |
bejegenen
- overgankelijk iets of iemand op een bepaalde wijze behandelen
- Buitenlandse immigranten worden niet altijd even vriendelijk bejegend.
- ▸ Er viel hierboven niks te faken of te bluffen, de bergen dwongen me om hen met respect en nederigheid te bejegenen.[3]
- Iemand grof bejegenen
Iemand op een onbetamelijke/onvriendelijke manier behandelen of benaderen
1. iemand op een bepaalde wijze behandelen
- Het woord bejegenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bejegenen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "bejegenen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bejegenen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be