enkelvoud meervoud
treat treats

treat

  1. traktatie
vervoeging
onbepaalde wijs to  treat 
he/she/it  treats 
verleden tijd  treated 
voltooid
deelwoord
 treated 
onvoltooid
deelwoord
 treating 
gebiedende wijs  treat 

treat

  1. overgankelijk behandelen [1], verwerken
    «At last the request was treated
    Het verzoek werd eindelijk behandeld.
  2. overgankelijk behandelen [4], omgaan met
    «He did not like to be treated this way.»
    Hij er hield niet van dat hij zo behandeld werd.
  3. overgankelijk (medisch) behandelen [3]
    «This disease cannot be treated
    Deze ziekte kan niet behandeld worden.
  4. overgankelijk ~ to trakteren