behandelen
- Geluid: behandelen (hulp, bestand)
- be·han·de·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behandelen |
behandelde |
behandeld |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
behandeling | behandelbaar |
behandelaar | onbehandelbaar |
behandelde | - |
- |
behandelen
- overgankelijk verwerken
- Na een paar weken werd mijn aanvraag eindelijk behandeld.
- overgankelijk bespreken, spreken of schrijven over
- Het voorstel moest in de eerstvolgende vergadering worden behandeld.
- overgankelijk, (medisch) medisch verzorgen
- De kwaal werd nauwkeurig behandeld.
- op een bepaalde manier omgaan met een mens of een dier
- De chef behandelt zijn personeel heel goed.
- Het kind behandelt de hond heel liefdevol.
- ▸ Toch had zowel de Luftwaffe als het Duitse leger de overwonnen Engelsen bij Duinkerken op de mildst denkbare manier behandeld.[1]
- [4]: iemand als een hond behandelen
iemand slecht behandelen
|
1. verwerken
2. bespreken, spreken of schrijven over
3. medisch verzorgen
- Het woord behandelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behandelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be