Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·han·del·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord behandelstoel behandelstoelen
verkleinwoord behandelstoeltje behandelstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

de behandelstoelm

  1. (meubel) stoel waarin iemand zit die een behandeling ondergaat
     In de mondzorg zijn we al gewend om heel veilig en hygiënisch te werken. Dus een mondkapje, handschoenen en alles desinfecteren, was al routine. Patiënten met hiv of hepatitis konden wij voorheen ook veilig behandelen. Wel is het belangrijk dat het niet te druk wordt in de praktijk en moeten we overal, behalve bij de behandelstoel, die anderhalve meter afstand hanteren. Dat van het gezichtsmasker wil ik er trouwens ook na corona best in houden, want waarom niet het maximale doen om jezelf en de patiënt te beschermen?[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Dit onderstreept nogmaals het belang van hygiëne, ook in de mondzorg'” (Vrijdag 1 mei 2020, 15:54), NOS