italianiseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van italianiseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		italianiseren			te italianiseren
	toekomend		zullen italianiseren			te zullen italianiseren
voltooid	tegenwoordig		hebben geïtalianiseerd			te hebben geïtalianiseerd
	toekomend		geïtalianiseerd zullen hebben			geïtalianiseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	italianiserend		geïtalianiseerd			ev. italianiseer	mv. verouderd italianiseert	italianisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	italianiseer	italianiseert	italianiseert	italianiseert	italianiseert	italianiseren	italianiseren	italianiseren
verleden (o.v.t.)	italianiseerde	italianiseerde	italianiseerde	italianiseerde	italianiseerde	italianiseerden	italianiseerden	italianiseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal italianiseren	zult/zal italianiseren	zult/zal italianiseren	zult italianiseren	zal italianiseren	zullen italianiseren	zullen italianiseren	zullen italianiseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou italianiseren	zou italianiseren	zou(dt) italianiseren	zoudt italianiseren	zou italianiseren	zouden italianiseren	zouden italianiseren	zouden italianiseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geïtalianiseerd	hebt geïtalianiseerd	hebt/heeft geïtalianiseerd	hebt geïtalianiseerd	heeft geïtalianiseerd	hebben geïtalianiseerd	hebben geïtalianiseerd	hebben geïtalianiseerd
verleden (v.v.t.)	had geïtalianiseerd	had geïtalianiseerd	had geïtalianiseerd	hadt geïtalianiseerd	had geïtalianiseerd	hadden geïtalianiseerd	hadden geïtalianiseerd	hadden geïtalianiseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geïtalianiseerd hebben	zal/zult geïtalianiseerd hebben	zult/zal geïtalianiseerd hebben	zult geïtalianiseerd hebben	zal geïtalianiseerd hebben	zullen geïtalianiseerd hebben	zullen geïtalianiseerd hebben	zullen geïtalianiseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geïtalianiseerd hebben	zou geïtalianiseerd hebben	zou/zoudt geïtalianiseerd hebben	zoudt geïtalianiseerd hebben	zou geïtalianiseerd hebben	zouden geïtalianiseerd hebben	zouden geïtalianiseerd hebben	zouden geïtalianiseerd hebben