inwilligen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inwilligen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inwilligen | in te willigen | ||||||||
toekomend | zullen inwilligen in zullen willigen |
te zullen inwilligen in te zullen willigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingewilligd | te hebben ingewilligd | ||||||||
toekomend | ingewilligd zullen hebben | ingewilligd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inwilligend | ingewilligd | ev. willig in |
mv. verouderd willigt in |
willige in (bijzin) inwillige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | willig in | willigt in | willigt in | willigt in | willigt in | willigen in | willigen in | willigen in | |||
verleden (o.v.t.) | willigde in | willigde in | willigde in | willigde in | willigde in | willigden in | willigden in | willigden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inwilligen | zult/zal inwilligen | zult/zal inwilligen | zult inwilligen | zal inwilligen | zullen inwilligen | zullen inwilligen | zullen inwilligen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inwilligen | zou inwilligen | zou(dt) inwilligen | zoudt inwilligen | zou inwilligen | zouden inwilligen | zouden inwilligen | zouden inwilligen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inwillig | inwilligt | inwilligt | inwilligt | inwilligt | inwilligen | inwilligen | inwilligen | |||
verleden (o.v.t.) | inwilligde | inwilligde | inwilligde | inwilligde | inwilligde | inwilligden | inwilligden | inwilligden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inwilligen in zal willigen |
zult/zal inwilligen in zult/zal willigen |
zult/zal inwilligen in zult/zal willigen |
zult inwilligen in zult willigen |
zal inwilligen in zal willigen |
zullen inwilligen in zullen willigen |
zullen inwilligen in zullen willigen |
zullen inwilligen in zullen willigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inwilligen in zou willigen |
zou inwilligen in zou willigen |
zou(dt) inwilligen in zou(dt) willigen |
zoudt inwilligen in zoudt willigen |
zou inwilligen in zou willigen |
zouden inwilligen in zouden willigen |
zouden inwilligen in zouden willigen |
zouden inwilligen in zouden willigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingewilligd | hebt ingewilligd | hebt/heeft ingewilligd | hebt ingewilligd | heeft ingewilligd | hebben ingewilligd | hebben ingewilligd | hebben ingewilligd | |||
verleden (v.v.t.) | had ingewilligd | had ingewilligd | had ingewilligd | hadt ingewilligd | had ingewilligd | hadden ingewilligd | hadden ingewilligd | hadden ingewilligd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingewilligd hebben | zal/zult ingewilligd hebben | zult/zal ingewilligd hebben | zult ingewilligd hebben | zal ingewilligd hebben | zullen ingewilligd hebben | zullen ingewilligd hebben | zullen ingewilligd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingewilligd hebben | zou ingewilligd hebben | zou/zoudt ingewilligd hebben | zoudt ingewilligd hebben | zou ingewilligd hebben | zouden ingewilligd hebben | zouden ingewilligd hebben | zouden ingewilligd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingewilligd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingewilligd | er is ingewilligd | |||||||||
verleden | er werd ingewilligd | er was ingewilligd | |||||||||
toekomend | er zal ingewilligd worden | er zal ingewilligd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingewilligd worden | er zou ingewilligd zijn | |||||||||
lijdende vorm ingewilligd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingewilligd worden | ingewilligd te worden | ||||||||
toekomend | ingewilligd zullen worden | ingewilligd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingewilligd zijn | ingewilligd te zijn | ||||||||
toekomend | ingewilligd zullen zijn | ingewilligd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingewilligd | wordt ingewilligd | wordt ingewilligd | wordt ingewilligd | wordt ingewilligd | worden ingewilligd | worden ingewilligd | worden ingewilligd | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingewilligd | werd ingewilligd | werd ingewilligd | werdt ingewilligd | werd ingewilligd | werden ingewilligd | werden ingewilligd | werden ingewilligd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingewilligd worden | zult ingewilligd worden | zult ingewilligd worden | zult ingewilligd worden | zal ingewilligd worden | zullen ingewilligd worden | zullen ingewilligd worden | zullen ingewilligd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingewilligd worden | zou ingewilligd worden | zou/zoudt ingewilligd worden | zoudt ingewilligd worden | zou ingewilligd worden | zouden ingewilligd worden | zouden ingewilligd worden | zouden ingewilligd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingewilligd | bent ingewilligd | bent/is ingewilligd | zijt ingewilligd | is ingewilligd | zijn ingewilligd | zijn ingewilligd | zijn ingewilligd | |||
verleden (v.v.t.) | was ingewilligd | was ingewilligd | was ingewilligd | waart ingewilligd | was ingewilligd | waren ingewilligd | waren ingewilligd | waren ingewilligd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingewilligd zijn | zult ingewilligd zijn | zult ingewilligd zijn | zult ingewilligd zijn | zal ingewilligd zijn | zullen ingewilligd zijn | zullen ingewilligd zijn | zullen ingewilligd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingewilligd zijn | zou ingewilligd zijn | zou/zoudt ingewilligd zijn | zoudt ingewilligd zijn | zou ingewilligd zijn | zouden ingewilligd zijn | zouden ingewilligd zijn | zouden ingewilligd zijn |