integratie
- Geluid: integratie (hulp, bestand)
- IPA: /ɪntəˈɣra(t)si/
- in·te·gra·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het maken tot een geheel’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- Naamwoord van handeling van integreren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | integratie | integraties |
verkleinwoord |
de integratie v
- het integreren d.w.z. het opnemen in één (harmonisch) geheel
- ▸ Aan de sluiting van verzorgingshuizen worden twaalf regels besteed, maar daarin wordt het verdwijnen van deze voorziening uitsluitend beschreven als een (kwantitatief) verlies van woonplekken. Terwijl de formule van deze woon-zorgvoorziening juist uniek was: geen scheiding van wonen en zorg, maar juist integratie daarvan.[2]
- (economie) het samenbrengen in één bedrijf van alle productiestadia
- (wiskunde) het proces van het integreren, het bepalen van een integraal
- (politiek) het doen samengaan van twee voorheen gescheiden bevolkingsgroepen
- (informatica) het proces waarmee applicaties berichten en/of bestanden onderling uitwisselen
- arbeidsintegratie, beleidsintegratie, herintegratie, persoonlijkheidsintegratie, systeemintegratie, taakintegratie, tariefintegratie, vakkenintegratie
1.
- Het woord integratie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "integratie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "integratie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Noud Engelen“Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be