integreren
- Geluid: integreren (hulp, bestand)
- in·te·gre·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘volledig maken, tot een geheel samenvoegen’ voor het eerst aangetroffen in 1775 [1]
- afgeleid van het Franse intégrer (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
integreren |
integreerde |
geïntegreerd |
zwak -d | volledig |
integreren
- overgankelijk (politiek) door een leerproces en aanpassing deel worden van de samenleving
- Het doel van dit beleid is de nieuwkomers zo snel mogelijk te integreren in de samenleving.
- overgankelijk (wiskunde) een bewerking op een functie uitvoeren die de limiet van de sommering erover in een nieuwe functie uitdrukt, (de integraal berekenen)
- ergatief in een eenheid opgaan
- Zij integreerden meteen in hun nieuwe land
- [1]: segregeren
- [2]: differentiëren
1. tot een samenhangende groep maken
- Het woord integreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "integreren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "integreren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be