Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·te·greer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen integreerbaar integreerbaarder integreerbaarst
verbogen integreerbare integreerbaardere integreerbaarste
partitief integreerbaars integreerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

integreerbaar

  1. inpasbaar in een groter geheel
    • - 'Als een kind op de kleuterschool leuke verhaaltjes vertelt zeggen de leidsters dat het fantasie heeft. Op de lagere school wordt ditzelfde kind creatief genoemd, maar de meesters zeggen er gauw bij dat het wel een neiging tot dromen heeft. Op de middelbare school heet zo'n kind moeilijk integreerbaar.' [1] 
    • - Volgens hem heeft Nederland meer dan de helft van de 500 vluchtelingen geweigerd die de UNHCR jaarlijks aandraagt voor verblijf in Nederland. Ze zouden niet integreerbaar zijn. „Alsof de UNHCR een wilde actiegroep is die in den blinde vluchtelingen voordraagt.”[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Peter van Dijk NRC 21 juli 1990
  2. 24 NRC oktober 2006