integrar
- in·te·grar
integrar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
integrar |
integraba |
integrado |
volledig |
- overgankelijk vormen, uitmaken, deel uitmaken van
- (~ en) integreren in
- (wiskunde) integreren, de integraal berekenen van
- [1] constituir
- [2] añadir