Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dif·fe·ren·ti·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
differentiëren
differentieerde
gedifferentieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

differentiëren

  1. overgankelijk vanuit een homogeen geheel tot verschillende vormen komen
  2. overgankelijk (wiskunde) het berekenen van de lokale stijging in een functie, het bepalen van de afgeleide van een functie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen