differentiëren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: differentiëren (hulp, bestand)
- IPA: /dɪfərɛn'(t)ʃerə(n)/
Woordafbreking
- dif·fe·ren·ti·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘uiteenlopen’ voor het eerst aangetroffen in 1823 [1]
- afgeleid van het Franse différentier met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
differentiëren |
differentieerde |
gedifferentieerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
differentiëren
- overgankelijk vanuit een homogeen geheel tot verschillende vormen komen
- overgankelijk (wiskunde) het berekenen van de lokale stijging in een functie, het bepalen van de afgeleide van een functie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. vanuit een homogeen geheel tot verschillende vormen komen
2. (wiskunde) het berekenen van de lokale stijging in een functie, het bepalen van de afgeleide van een functie
Gangbaarheid
- Het woord differentiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "differentiëren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "differentiëren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ differentiëren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be