onderscheidenlijk

  • on·der·schei·den·lijk
stellend
onverbogen onderscheidenlijk
verbogen onderscheidenlijke
partitief onderscheidenlijks

onderscheidenlijk [1]

  1. respectievelijk, in de eerste opsomming wordt dezelfde volgorde aangehouden als in het tweede deel (in de voorbeeldzin horen dus provincie en provinciale staten bij elkaar en gemeente en gemeenteraad)
    • Ook staat in hetzelfde bericht, bij wijze van uitleg, dat nu nog het college van B en W en de gemeenteraad “samen de baas” zijn. Dat is een wel erg vrije vertaling van artikel 125 Grondwet, waarin is vastgelegd: “Aan het hoofd van de provincie en de gemeente staan provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad.” Bij mijn weten is dit artikel niet buiten werking gesteld. [2]