inkoud
- in·koud
- intensiverende afleiding van koud (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | inkoud |
verbogen | inkoude |
partitief | inkouds |
inkoud
- ver afgekoeld
- Ellendig voelde hij zich, inkoud, koortsachtig koud en in zijn borst deed het zoo raar hol. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inkoud.
- Het woord inkoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inkoud" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Daisne, J.De trap van steen en wolken. (1942) A. Manteau, Brussel; p. 167;geraadpleegd 2015-07-24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be