indopen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van indopen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | indopen | in te dopen | ||||||||
toekomend | zullen indopen in zullen dopen |
te zullen indopen in te zullen dopen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingedoopt | te hebben ingedoopt | ||||||||
toekomend | ingedoopt zullen hebben | ingedoopt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
indopend | ingedoopt | ev. doop in |
mv. verouderd doopt in |
dope in (bijzin) indope | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doop in | doopt in | doopt in | doopt in | doopt in | dopen in | dopen in | dopen in | |||
verleden (o.v.t.) | doopte in | doopte in | doopte in | doopte in | doopte in | doopten in | doopten in | doopten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal indopen | zult/zal indopen | zult/zal indopen | zult indopen | zal indopen | zullen indopen | zullen indopen | zullen indopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou indopen | zou indopen | zou(dt) indopen | zoudt indopen | zou indopen | zouden indopen | zouden indopen | zouden indopen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | indoop | indoopt | indoopt | indoopt | indoopt | indopen | indopen | indopen | |||
verleden (o.v.t.) | indoopte | indoopte | indoopte | indoopte | indoopte | indoopten | indoopten | indoopten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal indopen in zal dopen |
zult/zal indopen in zult/zal dopen |
zult/zal indopen in zult/zal dopen |
zult indopen in zult dopen |
zal indopen in zal dopen |
zullen indopen in zullen dopen |
zullen indopen in zullen dopen |
zullen indopen in zullen dopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou indopen in zou dopen |
zou indopen in zou dopen |
zou(dt) indopen in zou(dt) dopen |
zoudt indopen in zoudt dopen |
zou indopen in zou dopen |
zouden indopen in zouden dopen |
zouden indopen in zouden dopen |
zouden indopen in zouden dopen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingedoopt | hebt ingedoopt | hebt/heeft ingedoopt | hebt ingedoopt | heeft ingedoopt | hebben ingedoopt | hebben ingedoopt | hebben ingedoopt | |||
verleden (v.v.t.) | had ingedoopt | had ingedoopt | had ingedoopt | hadt ingedoopt | had ingedoopt | hadden ingedoopt | hadden ingedoopt | hadden ingedoopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingedoopt hebben | zal/zult ingedoopt hebben | zult/zal ingedoopt hebben | zult ingedoopt hebben | zal ingedoopt hebben | zullen ingedoopt hebben | zullen ingedoopt hebben | zullen ingedoopt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingedoopt hebben | zou ingedoopt hebben | zou/zoudt ingedoopt hebben | zoudt ingedoopt hebben | zou ingedoopt hebben | zouden ingedoopt hebben | zouden ingedoopt hebben | zouden ingedoopt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingedoopt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingedoopt | er is ingedoopt | |||||||||
verleden | er werd ingedoopt | er was ingedoopt | |||||||||
toekomend | er zal ingedoopt worden | er zal ingedoopt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingedoopt worden | er zou ingedoopt zijn | |||||||||
lijdende vorm ingedoopt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingedoopt worden | ingedoopt te worden | ||||||||
toekomend | ingedoopt zullen worden | ingedoopt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingedoopt zijn | ingedoopt te zijn | ||||||||
toekomend | ingedoopt zullen zijn | ingedoopt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingedoopt | wordt ingedoopt | wordt ingedoopt | wordt ingedoopt | wordt ingedoopt | worden ingedoopt | worden ingedoopt | worden ingedoopt | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingedoopt | werd ingedoopt | werd ingedoopt | werdt ingedoopt | werd ingedoopt | werden ingedoopt | werden ingedoopt | werden ingedoopt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingedoopt worden | zult ingedoopt worden | zult ingedoopt worden | zult ingedoopt worden | zal ingedoopt worden | zullen ingedoopt worden | zullen ingedoopt worden | zullen ingedoopt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingedoopt worden | zou ingedoopt worden | zou/zoudt ingedoopt worden | zoudt ingedoopt worden | zou ingedoopt worden | zouden ingedoopt worden | zouden ingedoopt worden | zouden ingedoopt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingedoopt | bent ingedoopt | bent/is ingedoopt | zijt ingedoopt | is ingedoopt | zijn ingedoopt | zijn ingedoopt | zijn ingedoopt | |||
verleden (v.v.t.) | was ingedoopt | was ingedoopt | was ingedoopt | waart ingedoopt | was ingedoopt | waren ingedoopt | waren ingedoopt | waren ingedoopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingedoopt zijn | zult ingedoopt zijn | zult ingedoopt zijn | zult ingedoopt zijn | zal ingedoopt zijn | zullen ingedoopt zijn | zullen ingedoopt zijn | zullen ingedoopt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingedoopt zijn | zou ingedoopt zijn | zou/zoudt ingedoopt zijn | zoudt ingedoopt zijn | zou ingedoopt zijn | zouden ingedoopt zijn | zouden ingedoopt zijn | zouden ingedoopt zijn |