indicator
- in·di·ca·tor
- Naamwoord van handeling van indiceren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | indicator | indicatoren indicators |
verkleinwoord | indicatortje | indicatortjes |
de indicator m
- verschijnsel dat op iets wijst, factor die iets aangeeft (b.v. een indicatielamp)
- ▸ Door de extreme weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering laait in de VS de discussie op over de leefbaarheid in risicogebieden. De keuzes die verzekeringsmaatschappijen maken zijn daar een goede indicator van. Experts zijn somber over de situatie.[1]
- getal dat een betrouwbare aanwijzing is voor de waarde van iets
- (economie) een meting, waarneming of statistiek die iets aangeeft
- Het aantal nieuwe kleine bedrijfjes is een goede indicator van de te verwachten groei in werkgelegenheid.
- (scheikunde) een stof die door een kleuromslag een verandering in de zuurgraad of de elektrochemische potentiaal aangeeft
- Lakmoes is een van de bekendste indicators.
- afstemindicator, alarmindicator, bioindicator, conjunctuurindicator, milieu-indicator, opvoerindicator, schakelindicator, stemmingsindicator, storingsindicator, waterstandsindicator
- Het woord indicator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "indicator" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Ryan Hermelijn“Zorgen over verzekeringscrisis Florida groeien na orkaan Milton” (12-10-2024), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be