immaterieel
- Geluid: immaterieel (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪmatəriˌjel/
- im·ma·te·ri·eel
- van het kerkelijk Latijn immaterialis; cognaat met Frans immatériel, Engels immaterial, Duits immateriell[1]; op te vatten als afleiding van materieel met het ontkennend voorvoegsel in-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | immaterieel | immateriëler | immaterieelst |
verbogen | immateriële | immateriëlere | immaterieelste |
partitief | immaterieels | immateriëlers | - |
immaterieel
- niet stoffelijk, niet tastbaar
- [2] materieel
1.
- Het woord immaterieel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "immaterieel" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Vercauteren, G."Nog Lang. Leven. Gelukkig → Cultureel erfgoed en ouderen: een toekomstperspectief" in: Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. jrg. 2 nr. 2 (juni 2009) Marc Jacobs en Bert Schreurs, Brussel; p. 77; geraadpleegd 2015-09-03
- ↑ Bosveld,P.De waarheid der opstanding van onzen Heere Jesus Christus. (1798) A. Blussé en zoon, Dordrecht; par. 150 p. 390; geraadpleegd 2015-09-03
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be