illustreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van illustreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | illustreren | te illustreren | ||||||||
toekomend | zullen illustreren | te zullen illustreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïllustreerd | te hebben geïllustreerd | ||||||||
toekomend | geïllustreerd zullen hebben | geïllustreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
illustrerend | geïllustreerd | ev. illustreer |
mv. verouderd illustreert |
illustrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | illustreer | illustreert | illustreert | illustreert | illustreert | illustreren | illustreren | illustreren | |||
verleden (o.v.t.) | illustreerde | illustreerde | illustreerde | illustreerde | illustreerde | illustreerden | illustreerden | illustreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal illustreren | zult/zal illustreren | zult/zal illustreren | zult illustreren | zal illustreren | zullen illustreren | zullen illustreren | zullen illustreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou illustreren | zou illustreren | zou(dt) illustreren | zoudt illustreren | zou illustreren | zouden illustreren | zouden illustreren | zouden illustreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïllustreerd | hebt geïllustreerd | hebt/heeft geïllustreerd | hebt geïllustreerd | heeft geïllustreerd | hebben geïllustreerd | hebben geïllustreerd | hebben geïllustreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïllustreerd | had geïllustreerd | had geïllustreerd | hadt geïllustreerd | had geïllustreerd | hadden geïllustreerd | hadden geïllustreerd | hadden geïllustreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïllustreerd hebben | zal/zult geïllustreerd hebben | zult/zal geïllustreerd hebben | zult geïllustreerd hebben | zal geïllustreerd hebben | zullen geïllustreerd hebben | zullen geïllustreerd hebben | zullen geïllustreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïllustreerd hebben | zou geïllustreerd hebben | zou/zoudt geïllustreerd hebben | zoudt geïllustreerd hebben | zou geïllustreerd hebben | zouden geïllustreerd hebben | zouden geïllustreerd hebben | zouden geïllustreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïllustreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïllustreerd | er is geïllustreerd | |||||||||
verleden | er werd geïllustreerd | er was geïllustreerd | |||||||||
toekomend | er zal geïllustreerd worden | er zal geïllustreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïllustreerd worden | er zou geïllustreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïllustreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïllustreerd worden | geïllustreerd te worden | ||||||||
toekomend | geïllustreerd zullen worden | geïllustreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïllustreerd zijn | geïllustreerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïllustreerd zullen zijn | geïllustreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïllustreerd | wordt geïllustreerd | wordt geïllustreerd | wordt geïllustreerd | wordt geïllustreerd | worden geïllustreerd | worden geïllustreerd | worden geïllustreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïllustreerd | werd geïllustreerd | werd geïllustreerd | werdt geïllustreerd | werd geïllustreerd | werden geïllustreerd | werden geïllustreerd | werden geïllustreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïllustreerd worden | zult geïllustreerd worden | zult geïllustreerd worden | zult geïllustreerd worden | zal geïllustreerd worden | zullen geïllustreerd worden | zullen geïllustreerd worden | zullen geïllustreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïllustreerd worden | zou geïllustreerd worden | zou/zoudt geïllustreerd worden | zoudt geïllustreerd worden | zou geïllustreerd worden | zouden geïllustreerd worden | zouden geïllustreerd worden | zouden geïllustreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïllustreerd | bent geïllustreerd | bent/is geïllustreerd | zijt geïllustreerd | is geïllustreerd | zijn geïllustreerd | zijn geïllustreerd | zijn geïllustreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïllustreerd | was geïllustreerd | was geïllustreerd | waart geïllustreerd | was geïllustreerd | waren geïllustreerd | waren geïllustreerd | waren geïllustreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïllustreerd zijn | zult geïllustreerd zijn | zult geïllustreerd zijn | zult geïllustreerd zijn | zal geïllustreerd zijn | zullen geïllustreerd zijn | zullen geïllustreerd zijn | zullen geïllustreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïllustreerd zijn | zou geïllustreerd zijn | zou/zoudt geïllustreerd zijn | zoudt geïllustreerd zijn | zou geïllustreerd zijn | zouden geïllustreerd zijn | zouden geïllustreerd zijn | zouden geïllustreerd zijn |