ijsgang
- ijs·gang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsgang | |
verkleinwoord |
de ijsgang m
- (waterbeheer) bewegend ijs op waterwegen
- In Heumen lijkt iets anders te zijn gebeurd. De sluis daar wordt maar zelden gesloten - alleen voor onderhoud, bij ijsgang op de Maas en bij calamiteiten, zoals op 29 december. Het afsluiten van deze sluis maakt geen deel uit van de reguliere sluisbediening van Rijkswaterstaat en heeft volgens voormalig hoofd technische dienst Van Oostveen veel voeten in de aarde. „De ebdeuren, die dichtgaan als het water heel laag staat, moeten handmatig worden gesloten. Daar heb je een lier voor nodig, of mogelijk een sleepboot.”[2]
- Op de watertaxi van schipper Ger de Waard is het spitsuur geworden, terug richting de parkeergarage. Drie boten varen af en aan. 'Alleen bij dichte mist en ijsgang kunnen we niet varen, omdat we geen radar hebben', zegt hij. 'Dan gooi ik 's ochtends vroeg een sms-bom uit om iedereen te waarschuwen. Als er 's middags plotseling dichte mist is, regelen we busjes.'[3]
1. het aanwezig zijn van ijs op waterwegen waardoor de scheepvaart belemmerd is
- Het woord ijsgang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsgang" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Milo van Bokkum 6 januari 2017
- ↑ Volkskrant BART DIRKS 27 februari 2014,
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be