idealiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van idealiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | idealiseren | te idealiseren | ||||||||
toekomend | zullen idealiseren | te zullen idealiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïdealiseerd | te hebben geïdealiseerd | ||||||||
toekomend | geïdealiseerd zullen hebben | geïdealiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
idealiserend | geïdealiseerd | ev. idealiseer |
mv. verouderd idealiseert |
idealisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | idealiseer | idealiseert | idealiseert | idealiseert | idealiseert | idealiseren | idealiseren | idealiseren | |||
verleden (o.v.t.) | idealiseerde | idealiseerde | idealiseerde | idealiseerde | idealiseerde | idealiseerden | idealiseerden | idealiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal idealiseren | zult/zal idealiseren | zult/zal idealiseren | zult idealiseren | zal idealiseren | zullen idealiseren | zullen idealiseren | zullen idealiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou idealiseren | zou idealiseren | zou(dt) idealiseren | zoudt idealiseren | zou idealiseren | zouden idealiseren | zouden idealiseren | zouden idealiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïdealiseerd | hebt geïdealiseerd | hebt/heeft geïdealiseerd | hebt geïdealiseerd | heeft geïdealiseerd | hebben geïdealiseerd | hebben geïdealiseerd | hebben geïdealiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïdealiseerd | had geïdealiseerd | had geïdealiseerd | hadt geïdealiseerd | had geïdealiseerd | hadden geïdealiseerd | hadden geïdealiseerd | hadden geïdealiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïdealiseerd hebben | zal/zult geïdealiseerd hebben | zult/zal geïdealiseerd hebben | zult geïdealiseerd hebben | zal geïdealiseerd hebben | zullen geïdealiseerd hebben | zullen geïdealiseerd hebben | zullen geïdealiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïdealiseerd hebben | zou geïdealiseerd hebben | zou/zoudt geïdealiseerd hebben | zoudt geïdealiseerd hebben | zou geïdealiseerd hebben | zouden geïdealiseerd hebben | zouden geïdealiseerd hebben | zouden geïdealiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïdealiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïdealiseerd | er is geïdealiseerd | |||||||||
verleden | er werd geïdealiseerd | er was geïdealiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geïdealiseerd worden | er zal geïdealiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïdealiseerd worden | er zou geïdealiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïdealiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïdealiseerd worden | geïdealiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geïdealiseerd zullen worden | geïdealiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïdealiseerd zijn | geïdealiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïdealiseerd zullen zijn | geïdealiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïdealiseerd | wordt geïdealiseerd | wordt geïdealiseerd | wordt geïdealiseerd | wordt geïdealiseerd | worden geïdealiseerd | worden geïdealiseerd | worden geïdealiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïdealiseerd | werd geïdealiseerd | werd geïdealiseerd | werdt geïdealiseerd | werd geïdealiseerd | werden geïdealiseerd | werden geïdealiseerd | werden geïdealiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïdealiseerd worden | zult geïdealiseerd worden | zult geïdealiseerd worden | zult geïdealiseerd worden | zal geïdealiseerd worden | zullen geïdealiseerd worden | zullen geïdealiseerd worden | zullen geïdealiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïdealiseerd worden | zou geïdealiseerd worden | zou/zoudt geïdealiseerd worden | zoudt geïdealiseerd worden | zou geïdealiseerd worden | zouden geïdealiseerd worden | zouden geïdealiseerd worden | zouden geïdealiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïdealiseerd | bent geïdealiseerd | bent/is geïdealiseerd | zijt geïdealiseerd | is geïdealiseerd | zijn geïdealiseerd | zijn geïdealiseerd | zijn geïdealiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïdealiseerd | was geïdealiseerd | was geïdealiseerd | waart geïdealiseerd | was geïdealiseerd | waren geïdealiseerd | waren geïdealiseerd | waren geïdealiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïdealiseerd zijn | zult geïdealiseerd zijn | zult geïdealiseerd zijn | zult geïdealiseerd zijn | zal geïdealiseerd zijn | zullen geïdealiseerd zijn | zullen geïdealiseerd zijn | zullen geïdealiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïdealiseerd zijn | zou geïdealiseerd zijn | zou/zoudt geïdealiseerd zijn | zoudt geïdealiseerd zijn | zou geïdealiseerd zijn | zouden geïdealiseerd zijn | zouden geïdealiseerd zijn | zouden geïdealiseerd zijn |