huiler
- hui·ler
- Naamwoord van handeling van huilen met het achtervoegsel -er [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huiler | huilers |
verkleinwoord |
de huiler m
- iemand die huilt
- Tja, 'Love story'. Film en boek groeiden indertijd uit tot klassiekers die tot twee kampen leidden: de huilers en de haters. Het fondantzoete verhaal over de gedoemde liefde tussen de rijke Harvard-'prep'Oliver ('kakker'in de vertaling van Jan Rot) en het arme meisje Jenny, van Italiaanse komaf, zorgde in elk geval voor een internationale opleving in de tissue-industrie.[3]
- (dierkunde) jonge zeehond die op het strand of op het wad ligt en zijn moeder is kwijtgeraakt
- De zeehondencrèche in Pieterburen wordt overspoeld met huilers, jonge zeehonden die hun moeder zijn kwijtgeraakt. Dat bevestigt Daniella van Gennep van de Zeehondencrèche zaterdag.[4]
- (militair) marinier in opleiding die niet kan werken onder gezag of tijdsdruk
- Zoals voetbalcoach Leo Beenhakker enige tijd geleden repte over ‘de patatgeneratie’, zo wordt bij de opleiders van de mariniers gesproken over de generatie van de ‘huilers’. (Nieuwe Revu, 13/12/1990)[5]
- Het woord huiler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huiler" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ huiler op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Het Parool CORRIE VERKERK 2 DECEMBER 2013 Zakdoeken bij de hand houden tijdens musical Love story (***)
- ↑ Het Parool 6 JULI 2013 Huilers overspoelen zeehondencrèche
- ↑ ENSIE 16-05-2017 huiler
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be