homozygoot
- Geluid: homozygoot (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhomoziˌgot/
- ho·mo·zy·goot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homozygoot | homozygoten |
verkleinwoord | homozygootje | homozygootjes |
- (biologie) een (diploïd) organisme dat slechts één allel van een gen heeft
- Deze homozygoot heeft rode bloemen.
1. een (diploïd) organisme dat slechts één allel van een gen heeft
stellend | |
---|---|
onverbogen | homozygoot |
verbogen | homozygote |
homozygoot
- (biologie) in het bezit zijnde van slechts één allel van een gen bij een (diploïd) organisme
- Die bloem is homozygoot voor het gen dat voor rode bloemen codeert.
1. in het bezit van slechts één allel van een gen
- Het woord homozygoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "homozygoot" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ homozygoot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be