herkiezen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van herkiezen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herkiezen | te herkiezen | ||||||||
toekomend | zullen herkiezen | te zullen herkiezen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben herkozen | te hebben herkozen | ||||||||
toekomend | herkozen zullen hebben | herkozen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
herkiezend | herkozen | ev. herkies |
mv. verouderd herkiest |
herkieze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | herkies | herkiest | herkiest | herkiest | herkiest | herkiezen | herkiezen | herkiezen | |||
verleden (o.v.t.) | herkoos | herkoos | herkoos | herkoost | herkoos | herkozen | herkozen | herkozen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herkiezen | zult/zal herkiezen | zult/zal herkiezen | zult herkiezen | zal herkiezen | zullen herkiezen | zullen herkiezen | zullen herkiezen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herkiezen | zou herkiezen | zou(dt) herkiezen | zoudt herkiezen | zou herkiezen | zouden herkiezen | zouden herkiezen | zouden herkiezen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb herkozen | hebt herkozen | hebt/heeft herkozen | hebt herkozen | heeft herkozen | hebben herkozen | hebben herkozen | hebben herkozen | |||
verleden (v.v.t.) | had herkozen | had herkozen | had herkozen | hadt herkozen | had herkozen | hadden herkozen | hadden herkozen | hadden herkozen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herkozen hebben | zal/zult herkozen hebben | zult/zal herkozen hebben | zult herkozen hebben | zal herkozen hebben | zullen herkozen hebben | zullen herkozen hebben | zullen herkozen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herkozen hebben | zou herkozen hebben | zou/zoudt herkozen hebben | zoudt herkozen hebben | zou herkozen hebben | zouden herkozen hebben | zouden herkozen hebben | zouden herkozen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm herkozen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt herkozen | er is herkozen | |||||||||
verleden | er werd herkozen | er was herkozen | |||||||||
toekomend | er zal herkozen worden | er zal herkozen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou herkozen worden | er zou herkozen zijn | |||||||||
lijdende vorm herkozen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herkozen worden | herkozen te worden | ||||||||
toekomend | herkozen zullen worden | herkozen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | herkozen zijn | herkozen te zijn | ||||||||
toekomend | herkozen zullen zijn | herkozen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word herkozen | wordt herkozen | wordt herkozen | wordt herkozen | wordt herkozen | worden herkozen | worden herkozen | worden herkozen | |||
verleden (o.v.t.) | werd herkozen | werd herkozen | werd herkozen | werdt herkozen | werd herkozen | werden herkozen | werden herkozen | werden herkozen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herkozen worden | zult herkozen worden | zult herkozen worden | zult herkozen worden | zal herkozen worden | zullen herkozen worden | zullen herkozen worden | zullen herkozen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herkozen worden | zou herkozen worden | zou/zoudt herkozen worden | zoudt herkozen worden | zou herkozen worden | zouden herkozen worden | zouden herkozen worden | zouden herkozen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben herkozen | bent herkozen | bent/is herkozen | zijt herkozen | is herkozen | zijn herkozen | zijn herkozen | zijn herkozen | |||
verleden (v.v.t.) | was herkozen | was herkozen | was herkozen | waart herkozen | was herkozen | waren herkozen | waren herkozen | waren herkozen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herkozen zijn | zult herkozen zijn | zult herkozen zijn | zult herkozen zijn | zal herkozen zijn | zullen herkozen zijn | zullen herkozen zijn | zullen herkozen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herkozen zijn | zou herkozen zijn | zou/zoudt herkozen zijn | zoudt herkozen zijn | zou herkozen zijn | zouden herkozen zijn | zouden herkozen zijn | zouden herkozen zijn |