Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hals·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halszaak halszaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de halszaakv / m

  1. (juridisch) een misdaad die met de dood bestraft wordt
  2. (figuurlijk) iets wat van heel groot belang is
    • De lijsttrekker was nog niet verslagen. De macht greep je niet zomaar. Dat fractiediscipline voor De Nieuwe Liberalen geen halszaak was, zoals hij op televisie had beweerd, was natuurlijk ook bezijden de waarheid. De wens was weer eens de vader van de gedachte geweest. Had hij het verprutst? Hij belde Evelien. `Hoe ging het?' `Ik vertrouw op mijn intuïtie, zei Morten. 'Maar eerlijk gezegd heb ik geen idee wat ze gaat doen, misschien ben ik te ver gegaan. Ze denkt dat ik uit ben op haar positie: `Dat ben je ook, maar niet per se nu, zei Evelien, 'en het draagvlak is groot, Morten. [2] 
    • Anders dan in een filmreclame werd in de stoeladvertentie niet gerefereerd aan de woonrubriek, waardoor rechtstreekse betrokkenheid van de journalist bij het product werd gesuggereerd. Niet fijn voor zijn onafhankelijke reputatie en die van de krant. De journalist wil er evenwel geen halszaak van maken, wetende dat het hier niet om een geslepen adverteerderstruc gaat van een groot bedrijf.[3]  
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • er een halszaak van maken
iets heel erg belangrijk vinden
  • ergens een halszaak van maken
iets heel ernstig nemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. halszaak op website: Etymologiebank.nl
  2. Anna Levander Morten De Morten Trilogie deel 1 ISBN 9789021455891 pagina 72
  3. Volkskrant Annieke Kranenberg 22 april 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be