gorilla
- go·ril·la
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gorilla | gorilla's |
verkleinwoord | gorillaatje | gorillaatjes |
de gorilla m
- (primaten) Afrikaanse mensaap uit het geslacht Gorilla , de grootste nog levende primaten verdeeld in twee soorten waarvan de westelijke gorilla de grootste populatie kent
- (figuurlijk) iemand die als taak heeft een belangrijk persoon tegen geweld te beschermen
- [1] chimpansee, orang-oetan
- [2] lijfwacht
- [1] berggorilla, cross-rivergorilla, oostelijke gorilla, oostelijke laaglandgorilla, westelijke gorilla, westelijke laaglandgorilla
1. Afrikaanse mensaap uit het geslacht Gorilla
- Het woord gorilla staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gorilla" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gorilla op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 "gorilla" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be