• ge·west
  • In de betekenis van ‘landstreek’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gewest gewesten
verkleinwoord - -

het gewesto [3]

  1. landstreek
  2. (politiek) (geschiedenis) een benaming voor een landsheerlijk gebied in de Lage Landen (Nederland en België) en als zodanig een voorloper van de huidige provincie
  3. afdeling van een vereniging, departement
  4. een gebiedsgebonden overheid in België dat kan worden gezien als een deelstaat of regio
     Maar hoe zit het in Wallonië? Bezuiden de in 1963 vastgelegde taalgrens is men fier op zijn bossen, rivieren en la cuisine du terroir, de streekkeuken. Ernstig wordt er gesproken over het Marshallplan voor Wallonië, dat het gewest moet helpen aan la relance, de economische heropleving.[4]
  5. een organisatie in Nederland die bedoeld is om gemeenteoverstijgende beheerstaken en beleidstaken uit te voeren
94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]


  • ge·west
  • Pennsylvania-Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel ge-

gewest

  1. voltooid (verleden) deelwoord van sei

waar gewest

  1. eerste persoon enkelvoud voltooid verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sei

waar gewest

  1. derde persoon enkelvoud voltooid verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sei
    «Die aerschde Versammling vun der Gsellschaft waar aa in Lengeschder gewest
    De eerste bijeenkomst van de organisatie was in Lancaster geweest.