Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·van·gen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen gevangen
verbogen
partitief gevangens

Bijvoeglijk naamwoord

gevangen

  1. in hechtenis genomen, van de vrijheid beroofd
    • De gevangen vis werd weer teruggezet omdat deze ondermaats was. 
     ‘Maakt niet uit, we eten slang vanavond.’ Hij wees naar het vuur waarop de vanmiddag gevangen slang lag te bakken. Rattlesnake, de jonge slangenvanger, zat er zwijgend naast.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

gevangen

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • De politie nam hem gevangen. 

Werkwoord

vervoeging van: vangen…
geen verbogen vorm

gevangen

  1. voltooid deelwoord van vangen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de gevangenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gevang

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be