• ge·ma·tigd
  • In de betekenis van ‘niet overdreven’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • vervoeging van matigen: de stam met omvoegsel ge- -d [2]
vervoeging van: matigen…
verbogen vorm: gematigde

gematigd

  1. voltooid deelwoord van matigen
  2. vormt de voltooide tijden
    • Na al die kritiek, heb ik me een tijdje gematigd. 
    • Het bedrijf heeft de beloning van bestuurders de afgelopen jaren flink gematigd. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • De toon van het publieke debat moet gematigd worden. 
    • De lonen moeten gematigd worden om de kosten in de hand te houden. 
  4. attributief gebruikt
    • De door de rechter gematigde eis werd toegewezen. 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gematigd gematigder gematigdst
verbogen gematigde gematigdere gematigdste
partitief gematigds gematigders -

gematigd [3]

  1. matig, niet tot uitersten vervallend
    • De woningstichting heeft altijd een gematigd huurbeleid gevoerd. 
    • De warme Golfstroom zorgt hier voor een gematigd klimaat. 
    • In 1994 werden in een periode van 100 dagen honderdduizenden Tutsi's en gematigde Hutu's door extremistische Hutu-milities vermoord. 
     De luchthaven Schiphol zei niet in staat te zijn om op dit artikel te reageren, maar in het radioprogramma Sven op 1 zei Schiphol-directeur Dick Benschop afgelopen week dat hij geen "groei om de groei" wil. "Een gematigde groei kan noodzakelijk zijn voor het behoud van de hub en de kwaliteit van het netwerk", zegt Benschop. Hij ziet meer in het spreiden van de vakantievluchten naar regionale luchthavens, dan in krimp.[4]


100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]