gelijkheid

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gelijkheid    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·lijk·heid

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van gelijk met het achtervoegsel -heid.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gelijkheid	gelijkheden
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de gelijkheid v

1. het gelijk zijn

   • Tolerantie, gelijkheid, nationale trots: Femke Halsema eist de veren terug waar rechts mee is gaan pronken. 

2. (wiskunde) de overeenkomst tussen grootheden die gelijk aan elkaar zijn

Synoniemen

• pariteit

Antoniemen

• ongelijkheid

Hyponiemen

• gendergelijkheid, kansengelijkheid, rassengelijkheid, rechtsgelijkheid, seksegelijkheid

Afgeleide begrippen

• gelijkheidsbeginsel, gelijkheidsdenken, gelijkheidsideaal, gelijkheidsteken

Vertalingen

    1.   

Duits: Gleichheit (de) v Engels: equality (en)

Spaans: igualdad (es) v

Gangbaarheid

• Het woord gelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelijkheid" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.