• kan·sen·ge·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord kansengelijkheid -
verkleinwoord - -

de kansengelijkheidv

  1. (juridisch) het beginsel dat iedereen met dezelfde talenten evenveel kans zou moeten kunnen maken op ontwikkeling hiervan onafhankelijk van sexe, maatschappelijke status etc.