gekamd
- ge·kamd
- ww, bn [A]: vervoeging van kammen: de stam met omvoegsel ge- -d
- bn [B]: pseudodeelwoord afgeleid van kam zn met het omvoegsel ge- -d [1]
vervoeging van: | kammen… |
verbogen vorm: | gekamde |
[A] gekamd
- voltooid deelwoord van kammen
- vormt de lijdende vorm
- De haren werden gewassen en gekamd.
- vormt de voltooide tijden
- Hij had zijn haar gekamd.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gekamd | gekamder | gekamdst |
verbogen | gekamde | gekamdere | gekamdste |
partitief | gekamds | gekamders | - |
[A] gekamd
- (van haren) als met een kam gladgestreken of in model gebracht
- (van een persoon) met een verzorgd kapsel
- met een getand voorwerp bewerkt
stellend | |
---|---|
onverbogen | gekamd |
verbogen | gekamde |
[B] gekamd
- (heraldiek) (van hanen of dolfijnen) voorzien van een kam
- Een gekamde haan op een veld van or.
- Het woord gekamd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gekamd" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be