frituren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van frituren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		frituren			te frituren
	toekomend		zullen frituren			te zullen frituren
voltooid	tegenwoordig		hebben gefrituurd			te hebben gefrituurd
	toekomend		gefrituurd zullen hebben			gefrituurd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	friturend		gefrituurd			ev. frituur	mv. verouderd frituurt	friture
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	frituur	frituurt	frituurt	frituurt	frituurt	frituren	frituren	frituren
verleden (o.v.t.)	frituurde	frituurde	frituurde	frituurde	frituurde	frituurden	frituurden	frituurden
toekomend (o.t.t.t.)	zal frituren	zult/zal frituren	zult/zal frituren	zult frituren	zal frituren	zullen frituren	zullen frituren	zullen frituren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou frituren	zou frituren	zou(dt) frituren	zoudt frituren	zou frituren	zouden frituren	zouden frituren	zouden frituren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefrituurd	hebt gefrituurd	hebt/heeft gefrituurd	hebt gefrituurd	heeft gefrituurd	hebben gefrituurd	hebben gefrituurd	hebben gefrituurd
verleden (v.v.t.)	had gefrituurd	had gefrituurd	had gefrituurd	hadt gefrituurd	had gefrituurd	hadden gefrituurd	hadden gefrituurd	hadden gefrituurd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefrituurd hebben	zal/zult gefrituurd hebben	zult/zal gefrituurd hebben	zult gefrituurd hebben	zal gefrituurd hebben	zullen gefrituurd hebben	zullen gefrituurd hebben	zullen gefrituurd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefrituurd hebben	zou gefrituurd hebben	zou/zoudt gefrituurd hebben	zoudt gefrituurd hebben	zou gefrituurd hebben	zouden gefrituurd hebben	zouden gefrituurd hebben	zouden gefrituurd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gefrituurd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gefrituurd				er is gefrituurd
verleden	er werd gefrituurd				er was gefrituurd
toekomend	er zal gefrituurd worden				er zal gefrituurd zijn
voorwaardelijk	er zou gefrituurd worden				er zou gefrituurd zijn