frankfortský

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /fraŋkfɔrtskiː/

Woordafbreking

• frank·fort·ský

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Frankfort met het achtervoegsel -ský

Bijvoeglijk naamwoord

frankfortský

1. (toponiem) van Frankfort; met betrekking tot Frankfort
2. (toponiem) Frankfurter; met betrekking tot Frankfurt

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	frankfortský		frankfortská	frankfortské	frankfortští	frankfortské		frankfortská
genitief	frankfortského		frankfortské	frankfortského	frankfortských
datief	frankfortskému		frankfortské	frankfortskému	frankfortským
accusatief	frankfortského	frankfortský	frankfortskou	frankfortské	frankfortské			frankfortská
vocatief	frankfortský		frankfortská	frankfortské	frankfortští	frankfortské		frankfortská
locatief	frankfortském		frankfortské	frankfortském	frankfortských
instrumentalis	frankfortským		frankfortskou	frankfortským	frankfortskými

Synoniemen

1. -
2. frankfurtský