foekepot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- foe·ke·pot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van foeken ww "stoten, stommelen" en pot zn of een samenstelling waarin "foeke" een klanknabootsing is [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foekepot | foekepotten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de foekepot m
- (muziek) bus die is afgesloten met een strak gespannen vlies waardoor een riet steekt, waarmee je een brommend geluid kunt maken door langs het riet te wrijven
- Op enkele meters afstand van onze boerderij in Hunnecum woonden twee oudjes, ‘Han en Naard va gene Bek’, broer en zus. Naard was altijd dagloner geweest; zij waren arm. Met vastenavond gingen wij met enkele jongens langs de huizen. We hadden van varkensblaas een foekepot gemaakt en een stok geschild en gepunt. Bij het eentonig geluid van ‘foeke - foeke’ vroegen wij half zingend: ‘Höb g'r ei sjtök sjpek veur Han en Naard va gene Bek?’ De mensen staken dan een stuk spek op die spitse stok, sommigen een groot anderen een klein. Als hij volgeladen was, brachten wij de stok vol spek in triomf naar de oudjes. [4]
-
1. Een foekepot uit Denemarken.
-
1. De jongen rechts bespeelt een foekepot, op een schilderij van J.M. Molenaer .
-
1. Het bespelen van de foekepot in Oostenrijk.
-
1. Het geluid van een foekepot.
Synoniemen
Opmerkingen
- Dit woord is vooral in Oost-Nederland gangbaar. Traditioneel wordt de foekepot vaak bij het vieren van carnaval bespeeld.
Verwante begrippen
Citaten
- Vrouwtje, 't is vastenavond,
Wij komen niet thuis vóór den avond,
Wij hebben zo lang met de foekepot gelopen,
Wij hebben geen geld om brood te kopen:
Foekepotterij, foekepotterij
Geef ons ene cent dan gaan wij voorbij.[5]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord foekepot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foekepot" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ foekepot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Gouw, J. terDe volksvermaken. (1871) Erven F. Bohn, Haarlem; p. 202; geraadpleegd 2019-11-18
- ↑ Erens, F.Bazen knuppels knechten. IJohannes Hendrijckos (1791-1866). Een dagloner in Wijnandsrade. (1980) Corrie Zelen, Maasbree; ISBN 90 6280 641 4; p. 44; geraadpleegd 2019-11-18
- ↑ Schreurs, J."Journaal" in: Roeping. jrg. 36 nr. 12 (april 1961) Gianotten, Tilburg / Standaard Boekhandel, Brussel; p. 734; geraadpleegd 2019-11-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be