fer
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
faig | feia | fet |
2e vervoeging | volledig | onregelmatig |
fer
- maken, produceren
- vormen, uitmaken
- doen, verrichten
- doen, laten, zorgen dat iets gebeurt
- geven
- «El primer marit li va fer dos fills.»
- Haar eerste echtgenoot gaf haar twee zonen.
- «El primer marit li va fer dos fills.»
- leggen (bijv. een ei)
- onpersoonlijk zijn
- «Fa fred!»
- Het is koud!
- «Fa fred!»
- Van het Latijnse ferrum
fer m
fer m
- fer
fer
- voor
- «Un gross Dank fer dei Arewet!»
- En hartelijke dank voor je werk!
- «Un gross Dank fer dei Arewet!»