feliciteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van feliciteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | feliciteren | te feliciteren | ||||||||
toekomend | zullen feliciteren | te zullen feliciteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefeliciteerd | te hebben gefeliciteerd | ||||||||
toekomend | gefeliciteerd zullen hebben | gefeliciteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
feliciterend | gefeliciteerd | ev. feliciteer |
mv. verouderd feliciteert |
felicitere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | feliciteer | feliciteert | feliciteert | feliciteert | feliciteert | feliciteren | feliciteren | feliciteren | |||
verleden (o.v.t.) | feliciteerde | feliciteerde | feliciteerde | feliciteerde | feliciteerde | feliciteerden | feliciteerden | feliciteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal feliciteren | zult/zal feliciteren | zult/zal feliciteren | zult feliciteren | zal feliciteren | zullen feliciteren | zullen feliciteren | zullen feliciteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou feliciteren | zou feliciteren | zou(dt) feliciteren | zoudt feliciteren | zou feliciteren | zouden feliciteren | zouden feliciteren | zouden feliciteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefeliciteerd | hebt gefeliciteerd | hebt/heeft gefeliciteerd | hebt gefeliciteerd | heeft gefeliciteerd | hebben gefeliciteerd | hebben gefeliciteerd | hebben gefeliciteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefeliciteerd | had gefeliciteerd | had gefeliciteerd | hadt gefeliciteerd | had gefeliciteerd | hadden gefeliciteerd | hadden gefeliciteerd | hadden gefeliciteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefeliciteerd hebben | zal/zult gefeliciteerd hebben | zult/zal gefeliciteerd hebben | zult gefeliciteerd hebben | zal gefeliciteerd hebben | zullen gefeliciteerd hebben | zullen gefeliciteerd hebben | zullen gefeliciteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefeliciteerd hebben | zou gefeliciteerd hebben | zou/zoudt gefeliciteerd hebben | zoudt gefeliciteerd hebben | zou gefeliciteerd hebben | zouden gefeliciteerd hebben | zouden gefeliciteerd hebben | zouden gefeliciteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefeliciteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefeliciteerd | er is gefeliciteerd | |||||||||
verleden | er werd gefeliciteerd | er was gefeliciteerd | |||||||||
toekomend | er zal gefeliciteerd worden | er zal gefeliciteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefeliciteerd worden | er zou gefeliciteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefeliciteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefeliciteerd worden | gefeliciteerd te worden | ||||||||
toekomend | gefeliciteerd zullen worden | gefeliciteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefeliciteerd zijn | gefeliciteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefeliciteerd zullen zijn | gefeliciteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefeliciteerd | wordt gefeliciteerd | wordt gefeliciteerd | wordt gefeliciteerd | wordt gefeliciteerd | worden gefeliciteerd | worden gefeliciteerd | worden gefeliciteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefeliciteerd | werd gefeliciteerd | werd gefeliciteerd | werdt gefeliciteerd | werd gefeliciteerd | werden gefeliciteerd | werden gefeliciteerd | werden gefeliciteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefeliciteerd worden | zult gefeliciteerd worden | zult gefeliciteerd worden | zult gefeliciteerd worden | zal gefeliciteerd worden | zullen gefeliciteerd worden | zullen gefeliciteerd worden | zullen gefeliciteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefeliciteerd worden | zou gefeliciteerd worden | zou/zoudt gefeliciteerd worden | zoudt gefeliciteerd worden | zou gefeliciteerd worden | zouden gefeliciteerd worden | zouden gefeliciteerd worden | zouden gefeliciteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefeliciteerd | bent gefeliciteerd | bent/is gefeliciteerd | zijt gefeliciteerd | is gefeliciteerd | zijn gefeliciteerd | zijn gefeliciteerd | zijn gefeliciteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefeliciteerd | was gefeliciteerd | was gefeliciteerd | waart gefeliciteerd | was gefeliciteerd | waren gefeliciteerd | waren gefeliciteerd | waren gefeliciteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefeliciteerd zijn | zult gefeliciteerd zijn | zult gefeliciteerd zijn | zult gefeliciteerd zijn | zal gefeliciteerd zijn | zullen gefeliciteerd zijn | zullen gefeliciteerd zijn | zullen gefeliciteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefeliciteerd zijn | zou gefeliciteerd zijn | zou/zoudt gefeliciteerd zijn | zoudt gefeliciteerd zijn | zou gefeliciteerd zijn | zouden gefeliciteerd zijn | zouden gefeliciteerd zijn | zouden gefeliciteerd zijn |