favoriseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van favoriseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | favoriseren | te favoriseren | ||||||||
toekomend | zullen favoriseren | te zullen favoriseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefavoriseerd | te hebben gefavoriseerd | ||||||||
toekomend | gefavoriseerd zullen hebben | gefavoriseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
favoriserend | gefavoriseerd | ev. favoriseer |
mv. verouderd favoriseert |
favorisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | favoriseer | favoriseert | favoriseert | favoriseert | favoriseert | favoriseren | favoriseren | favoriseren | |||
verleden (o.v.t.) | favoriseerde | favoriseerde | favoriseerde | favoriseerde | favoriseerde | favoriseerden | favoriseerden | favoriseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal favoriseren | zult/zal favoriseren | zult/zal favoriseren | zult favoriseren | zal favoriseren | zullen favoriseren | zullen favoriseren | zullen favoriseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou favoriseren | zou favoriseren | zou(dt) favoriseren | zoudt favoriseren | zou favoriseren | zouden favoriseren | zouden favoriseren | zouden favoriseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefavoriseerd | hebt gefavoriseerd | hebt/heeft gefavoriseerd | hebt gefavoriseerd | heeft gefavoriseerd | hebben gefavoriseerd | hebben gefavoriseerd | hebben gefavoriseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefavoriseerd | had gefavoriseerd | had gefavoriseerd | hadt gefavoriseerd | had gefavoriseerd | hadden gefavoriseerd | hadden gefavoriseerd | hadden gefavoriseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefavoriseerd hebben | zal/zult gefavoriseerd hebben | zult/zal gefavoriseerd hebben | zult gefavoriseerd hebben | zal gefavoriseerd hebben | zullen gefavoriseerd hebben | zullen gefavoriseerd hebben | zullen gefavoriseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefavoriseerd hebben | zou gefavoriseerd hebben | zou/zoudt gefavoriseerd hebben | zoudt gefavoriseerd hebben | zou gefavoriseerd hebben | zouden gefavoriseerd hebben | zouden gefavoriseerd hebben | zouden gefavoriseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefavoriseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefavoriseerd | er is gefavoriseerd | |||||||||
verleden | er werd gefavoriseerd | er was gefavoriseerd | |||||||||
toekomend | er zal gefavoriseerd worden | er zal gefavoriseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefavoriseerd worden | er zou gefavoriseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefavoriseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefavoriseerd worden | gefavoriseerd te worden | ||||||||
toekomend | gefavoriseerd zullen worden | gefavoriseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefavoriseerd zijn | gefavoriseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefavoriseerd zullen zijn | gefavoriseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefavoriseerd | wordt gefavoriseerd | wordt gefavoriseerd | wordt gefavoriseerd | wordt gefavoriseerd | worden gefavoriseerd | worden gefavoriseerd | worden gefavoriseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefavoriseerd | werd gefavoriseerd | werd gefavoriseerd | werdt gefavoriseerd | werd gefavoriseerd | werden gefavoriseerd | werden gefavoriseerd | werden gefavoriseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefavoriseerd worden | zult gefavoriseerd worden | zult gefavoriseerd worden | zult gefavoriseerd worden | zal gefavoriseerd worden | zullen gefavoriseerd worden | zullen gefavoriseerd worden | zullen gefavoriseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefavoriseerd worden | zou gefavoriseerd worden | zou/zoudt gefavoriseerd worden | zoudt gefavoriseerd worden | zou gefavoriseerd worden | zouden gefavoriseerd worden | zouden gefavoriseerd worden | zouden gefavoriseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefavoriseerd | bent gefavoriseerd | bent/is gefavoriseerd | zijt gefavoriseerd | is gefavoriseerd | zijn gefavoriseerd | zijn gefavoriseerd | zijn gefavoriseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefavoriseerd | was gefavoriseerd | was gefavoriseerd | waart gefavoriseerd | was gefavoriseerd | waren gefavoriseerd | waren gefavoriseerd | waren gefavoriseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefavoriseerd zijn | zult gefavoriseerd zijn | zult gefavoriseerd zijn | zult gefavoriseerd zijn | zal gefavoriseerd zijn | zullen gefavoriseerd zijn | zullen gefavoriseerd zijn | zullen gefavoriseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefavoriseerd zijn | zou gefavoriseerd zijn | zou/zoudt gefavoriseerd zijn | zoudt gefavoriseerd zijn | zou gefavoriseerd zijn | zouden gefavoriseerd zijn | zouden gefavoriseerd zijn | zouden gefavoriseerd zijn |