• fa·vo·ri·seer
vervoeging van
favoriseren

favoriseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van favoriseren
    • Ik favoriseer. 
  2. gebiedende wijs van favoriseren
    • Favoriseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van favoriseren
    • Favoriseer je?