exonereren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van exonereren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		exonereren			te exonereren
	toekomend		zullen exonereren			te zullen exonereren
voltooid	tegenwoordig		geëxonereerd			te geëxonereerd
	toekomend		geëxonereerd zullen			geëxonereerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	exonererend		geëxonereerd			ev. exonereer	mv. verouderd exonereert	exonerere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	exonereer	exonereert	exonereert	exonereert	exonereert	exonereren	exonereren	exonereren
verleden (o.v.t.)	exonereerde	exonereerde	exonereerde	exonereerde	exonereerde	exonereerden	exonereerden	exonereerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal exonereren	zult/zal exonereren	zult/zal exonereren	zult exonereren	zal exonereren	zullen exonereren	zullen exonereren	zullen exonereren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou exonereren	zou exonereren	zou(dt) exonereren	zoudt exonereren	zou exonereren	zouden exonereren	zouden exonereren	zouden exonereren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij