Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exo·ne·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]

Werkwoord

exonereren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
exonereren
exonereerde
geëxonereerd
zwak -d volledig
  1. (juridisch) stellen dat men niet verantwoordelijk is voor de gepleegde misdaad
     Voor deze gevallen kan een andere verdedigingsstrategie uitkomst bieden, de strategie van het exonereren: het uitsluiten of beperken van de verantwoordelijkheid voor de gepleegde misdaad.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. exonereren op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    20 december 2012
    “'Openheid? Advocaat Jasper S. is slechts begonnen met zijn strategie'” (Jean Wagemans), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be