vrijwaren
- vrij·wa·ren
- In de betekenis van ‘behoeden’ voor het eerst aangetroffen in 1376 [1]
- samenstelling van vrij en bewaren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vrijwaren |
vrijwaarde |
gevrijwaard |
zwak -d | volledig |
vrijwaren
- overgankelijk waarborgen, behoeden, veilig stellen
- (juridisch) (bij verkoop:) garanderen dat het verkochte vrij is van aanspraken door derden, van schulden en lasten
1.
- Het woord vrijwaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijwaren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "vrijwaren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vrijwaren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be