Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exo·ne·reert

Werkwoord

vervoeging van
exonereren

exonereert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exonereren
    • Jij exonereert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exonereren
    • Hij exonereert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van exonereren
    • Exonereert! 

Gangbaarheid