essence
- es·sen·ce
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aromatisch aftreksel’ voor het eerst aangetroffen in 1715 [1][2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | essence | essencen essences |
verkleinwoord | - | - |
- (kookkunst) sterk geconcentreerd aromatisch aftreksel van geurstoffen of smaakstoffen
- ▸ Vanille-essence: Echte is kostbaar omdat de grondstof duur is en het procédé waarmee de essence uit de vanillepeulen vrijgemaakt wordt ingewikkeld is.[4]
- (scheikunde) scheikundig bereide stof met geconcentreerde smaak of geur
- ▸ Haal de doek uit de doos en plaats deze in de kom met de essences in olie. Wacht tot de olie de doek heeft gedrenkt en hang hem dan droog.[5]
- amandelessence, ananasessence, azijnessence, badessence, citroenessence, parelessence, perenessence, punchessence, rumessence, vanille-essence, vruchtenessence
- Het woord essence staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "essence" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "essence" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ essence op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Vanilla Planifolia en Vanilla Tahitensis.”, De Kooktips
- ↑ “Do It Yourself: Homemade Car Freshener”, NS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
essence | l'essence | essences | les essences |
essence v
enkelvoud | meervoud |
---|---|
essence | essences |
essence