ervaren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ervaren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ervaren | te ervaren | ||||||||
toekomend | zullen ervaren | te zullen ervaren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ervaren | te hebben ervaren | ||||||||
toekomend | ervaren zullen hebben | ervaren te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ervarend | ervaren | ev. ervaar |
mv. verouderd ervaart |
ervare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ervaar | ervaart | ervaart | ervaart | ervaart | ervaren | ervaren | ervaren | |||
verleden (o.v.t.) | ervaarde ervoer |
ervaarde ervoer |
ervaarde ervoer |
ervaarde ervoert |
ervaarde ervoer |
ervaarden ervoeren |
ervaarden ervoeren |
ervaarden ervoeren | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ervaren | zult/zal ervaren | zult/zal ervaren | zult ervaren | zal ervaren | zullen ervaren | zullen ervaren | zullen ervaren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ervaren | zou ervaren | zou(dt) ervaren | zoudt ervaren | zou ervaren | zouden ervaren | zouden ervaren | zouden ervaren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ervaren | hebt ervaren | hebt/heeft ervaren | hebt ervaren | heeft ervaren | hebben ervaren | hebben ervaren | hebben ervaren | |||
verleden (v.v.t.) | had ervaren | had ervaren | had ervaren | hadt ervaren | had ervaren | hadden ervaren | hadden ervaren | hadden ervaren | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ervaren hebben | zal/zult ervaren hebben | zult/zal ervaren hebben | zult ervaren hebben | zal ervaren hebben | zullen ervaren hebben | zullen ervaren hebben | zullen ervaren hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ervaren hebben | zou ervaren hebben | zou/zoudt ervaren hebben | zoudt ervaren hebben | zou ervaren hebben | zouden ervaren hebben | zouden ervaren hebben | zouden ervaren hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ervaren worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ervaren | er is ervaren | |||||||||
verleden | er werd ervaren | er was ervaren | |||||||||
toekomend | er zal ervaren worden | er zal ervaren zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ervaren worden | er zou ervaren zijn | |||||||||
lijdende vorm ervaren worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ervaren worden | ervaren te worden | ||||||||
toekomend | ervaren zullen worden | ervaren te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ervaren zijn | ervaren te zijn | ||||||||
toekomend | ervaren zullen zijn | ervaren te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ervaren | wordt ervaren | wordt ervaren | wordt ervaren | wordt ervaren | worden ervaren | worden ervaren | worden ervaren | |||
verleden (o.v.t.) | werd ervaren | werd ervaren | werd ervaren | werdt ervaren | werd ervaren | werden ervaren | werden ervaren | werden ervaren | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ervaren worden | zult ervaren worden | zult ervaren worden | zult ervaren worden | zal ervaren worden | zullen ervaren worden | zullen ervaren worden | zullen ervaren worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ervaren worden | zou ervaren worden | zou/zoudt ervaren worden | zoudt ervaren worden | zou ervaren worden | zouden ervaren worden | zouden ervaren worden | zouden ervaren worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ervaren | bent ervaren | bent/is ervaren | zijt ervaren | is ervaren | zijn ervaren | zijn ervaren | zijn ervaren | |||
verleden (v.v.t.) | was ervaren | was ervaren | was ervaren | waart ervaren | was ervaren | waren ervaren | waren ervaren | waren ervaren | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ervaren zijn | zult ervaren zijn | zult ervaren zijn | zult ervaren zijn | zal ervaren zijn | zullen ervaren zijn | zullen ervaren zijn | zullen ervaren zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ervaren zijn | zou ervaren zijn | zou/zoudt ervaren zijn | zoudt ervaren zijn | zou ervaren zijn | zouden ervaren zijn | zouden ervaren zijn | zouden ervaren zijn |