Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·ken·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen erkentelijk erkentelijker erkentelijkst
verbogen erkentelijke erkentelijkere erkentelijkste
partitief erkentelijks erkentelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

erkentelijk

  1. iemand dankbaar zijn omdat hij je geholpen heeft of iets goeds voor je gedaan heeft.
    • Het erkentelijke volk richtte een standbeeld op voor de belangrijke leider. 
     Ook dank aan Pascal Boogaert die minutieus het manuscript las. Zeer erkentelijk ben ik Fontaine Uitgevers, in het bijzonder directeur Martin Fontijn en managing uitgever Annemie Michels die in het boek geloofden en het samen met mij wilden uitgeven.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen