erkennen
- er·ken·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
erkennen |
erkende |
erkend |
zwak -d | volledig |
erkennen
- overgankelijk inzien, toegeven
- Hij kan niet tegen zijn verlies en wou niet erkennen dat hij verloren had.
- ▸ In een interview in 2009 met Mare zei Buikhuisen dat hij nog altijd last had van de affaire. Hij zei nog elke keer te hopen op een verontschuldiging als hij post kreeg van de universiteit. "Dat ze gewoon een beetje erkennen: we zijn toch wel tekortgeschoten. Ik zou daar heel blij mee zijn."[3]
- ▸ En hij had bovendien erkend, daar in de treincoupé al, dat hij het bij het verkeerde eind had en dat zij gelijk had.[4]
- overgankelijk als wettig, echt, juist aanvaarden
- Servië erkent Kosovo niet als zijnde een onafhankelijk land.
1. inzien, toegeven
- Het woord erkennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "erkennen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "erkennen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ erkennen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044645149
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be