reconocer
- re·co·no·cer
reconocer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reconocer |
reconocía |
reconocido |
volledig |
- (palindroom) overgankelijk herkennen, onderkennen
- erkennen, inzien, toegeven
- erkentelijk/dankbaar zijn voor
- onderzoeken